Toezichthouders Engeland en Nederland: 'Samen staan we sterker'


Gepubliceerd op 10 januari 2018

10 januari 2018

Verschillen tussen de markt voor kansspelen in het Verenigd Koninkrijk (VK) en die in Nederland zijn er volop. Zo kent het VK een rijke goktraditie; Nederland veel minder. Een tweede groot verschil: het aanbieden van online kansspelen is (met vergunning) in het VK legaal, in Nederland (nog) niet. Maar overeenkomsten zijn er óók, blijkt uit een gesprek tussen Sarah Harrison, directeur (CEO) van de toezichthouder in het VK (United Kingdom Gambling Commission, UKGC) en Marja Appelman, directeur van de Kansspelautoriteit. Verslag van een gesprek met als rode draad ‘jongeren en gokken’.

Het tweetal spreekt elkaar op een moment dat de toezichthouders in beide landen net handelend hebben opgetreden tegen kansspelaanbieders die zich met advertenties richten op minderjarigen. De UKGC stuurde brieven naar de vergunninghouders, waarin ze gesommeerd werden hun advertenties niet langer te richten op minderjarigen. De Kansspelautoriteit legde onlangs een aantal aanbieders een last onder dwangsom op: hiermee wordt afgedwongen dat zij geen reclame meer maken voor kansspelen op websites die (mede) jeugd als doelgroep heeft. Sarah Harrison: ‘Met onze inspanningen willen wij een klimaat scheppen waarin aanbieders van kansspelen zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheden. Kinderen, jongeren en andere kwetsbare groepen moeten worden beschermd.’ Marja Appelman knikt instemmend - de Kansspelautoriteit heeft hetzelfde doel voor ogen.

Sarah Harrison

Zorgelijk

De CEO van de UKGC brengt bij Marja Appelman in dit verband het recent opgestelde Young people and gambling report onder de aandacht. Daaruit blijkt dat in het Verenigd Koninkrijk wekelijks 370.000 jongeren tussen de 11 en 16 jaar weleens gokken. En 80.000 van hen doen dat online. Dat is natuurlijk een grote zorg. We doen hier nu nader onderzoek naar. Dat moet inzicht geven waar we precies nadere actie kunnen nemen ter bescherming van kinderen.’

Marja Appelman

Wetsvoorstel

Marja Appelman licht Sarah Harrison in over de situatie in Nederland. Nederland is een van de weinige landen in Europa waar online kansspelen verboden zijn. In de Eerste Kamer ligt het Wetsvoorstel Kansspelen op Afstand, dat de markt voor online kansspelen onder voorwaarden legaal maakt. Marja Appelman: ‘Wij richten ons bij het beschermen van de consument momenteel vooral op kansspelaanbieders die zich via internet duidelijk op de Nederlandse markt richten, bijvoorbeeld doordat ze de Nederlandse taal gebruiken en zich met reclames op de Nederlandse consument richten. Ook worden klachten over aanbieders onder de loep genomen. Het is echter onze overtuiging dat uiteindelijk de beste manier om de consument te beschermen tegen malafide praktijken, het legaliseren van de markt is. Een veilig en betrouwbaar speelaanbod is af te dwingen met behulp van een vergunningenstelsel. Cijfers van H2 Gambling Capital wijzen ook uit dat het legaliseren van de markt illegaal aanbod fors terugdringt.’

Spelen of gokken

Een onderwerp dat aan beide kanten van de Noordzee volop de aandacht heeft, is de steeds vager wordende grens tussen spelen (‘gaming’) en gokken (‘gambling’). Er komen in toenemende mate producten op de markt waarvan niet op voorhand duidelijk is of het alleen als een spel moet worden gezien, of als een spel met kansspelelementen. In dit verband noemt Harrison de veroordeling eerder dit jaar van twee mannen die via hun site een kansspel aanboden. In het bekende FIFA-spel hadden ze kansspelelementen verwerkt. Het tweetal werd veroordeeld tot hoge boetes: respectievelijk 174.000 en 91.000 pond. Harrison: ‘Duidelijk was dat de site werd bezocht door kinderen en dat hun product illegaal was. De rechter noemde het effect van online gokken op kinderen “afschuwelijk”.’

Loot boxes

Een volgend gespreksonderwerp is de recente waarschuwing die de Kansspelautoriteit afgaf voor zogenoemde loot boxes. Ook de Belgische toezichthouder deed dit. Loot boxes zijn virtuele schatkistjes die je kunt winnen en soms kopen. In die loot boxes zitten virtuele items die het spel leuker en/of makkelijker maken. Op de inhoud van zo’n box kan geen invloed worden uitgeoefend – en dus lijkt het openen van deze loot boxes op een kansspel. De Kansspelautoriteit voert nu onderzoek uit dat antwoord moet geven op de ingewikkelde juridische vraag of het hierbij volgens de Wet op de Kansspelen gaat om een kansspel. Daarvoor is het onder meer nodig dat er een prijs te winnen is die ook buiten het spel waarde heeft.

Overstap

Marja Appelman wijst Sarah Harrison ook op het meer algemene onderzoek dat de Kansspelautoriteit momenteel uitvoert om het schemergebied tussen social gaming en gokken nader in kaart te brengen. Het gaat hier om een vervolgonderzoek naar aanleiding van een rapport van het Amerikaanse onderzoeksbureau SuperData Research. Belangrijke conclusies waren dat ongeveer de helft van de Nederlandse jongeren tot 24 jaar op enig moment online de overstap maakt van social gaming naar betaald gokken en dat er verwevenheid bestaat tussen aanbieders van spellen en kansspelen.

Ook in het VK staat social gaming op de radar, zegt Harrison: ‘In februari publiceerden we een document waarin staat wat onze huidige standpunten zijn. Ook lichten we daarin toe welke grensgebieden we zien tussen spelletjes en gokken.’ De aandacht richt zich daarbij momenteel vooral op casinospellen die erg lijken op traditionele gokspellen zoals roulette. ‘Er kunnen geen geldprijzen of op geld herleidbare prijzen mee worden gewonnen. Maar we letten er wel op dat de sector met dergelijke spellen op verantwoordelijke wijze omgaat en zich ervan bewust is dat ze risico’s in zich dragen. Ze kunnen verleiden tot het maken van de overstap naar betaald gokken.’

Gevolgen

De British Health Survey uit 2015, de meest recente, laat zien dat de zorgen reëel zijn: 1,4 procent van de Britse gokkers behoren tot de categorie ‘probleemgokkers’; en 6,4 procent van hen loopt het risico dat te worden. Vertaald naar absolute aantallen: het gaat hier om twee miljoen Britten, met alle gevolgen van dien voor hen en hun omgeving. In geld uitgedrukt: er is jaarlijks met deze probleemgroep 1,2 miljard pond gemoeid (ruim 1 miljard euro).

Internationale samenwerking

De Nederlandse Kansspelautoriteit maakt zich sterk voor samenwerking over de grenzen heen en voor een instrumentarium dat in staat stelt boetes opgelegd aan partijen in het buitenland daadwerkelijk te kunnen innen – dat lukt nu lang niet altijd. Hiertoe startte de Kansspelautoriteit het initiatief ‘Dubbele dialogen’. Marja Appelman vertelt Sarah Harrison dat de Kansspelautoriteit in het buitenland meer dan een miljoen euro aan boetes uit heeft staan. Dertien lidstaten van de Europese Unie gaven inmiddels aan het Nederlandse initiatief tot meer internationale samenwerking te steunen, waaronder het Verenigd Koninkrijk.

Over het belang van internationale samenwerking is het tweetal het dan ook roerend eens. Marja Appelman brak onlangs in Johannesburg tijdens een conferentie van de International Association of Gaming Regulators (IAGR) hiervoor een lans, onder meer op het gebied van onderzoek naar de oorzaken van probleemgokken, en wat hier aan te doen in het kader van preventie en behandeling. Marja Appelman: ‘Dit zijn natuurlijk universele onderwerpen, het zou doodzonde zijn als dit soort studies niet worden gedeeld.’

Harrison is het zeer eens met haar collega. ‘Ook is het belangrijk dat de toezichthouders elkaar op de hoogte brengen van tekortkomingen bij exploitanten en eventuele sancties. Exploitanten nemen eerder hun verantwoordelijkheid als ze beseffen dat de ogen over de grenzen heen op ze zijn gericht. Dat zal ook helpen bij de bestrijding van corruptie en misdaad. Als de UKGC weet dat een exploitant zich in Nederland of in een ander land slecht gedraagt, wegen wij dat mee als wij moeten beslissen over het wel of niet verstrekken van een licentie voor het VK.’

Ook op meer praktisch gebied kan er heel goed internationaal worden samengewerkt, benadrukt Harrison. ‘Het testen van games is een specialisme, slechts een gering aantal laboratoria kan dit. Wat ligt er dan meer voor de hand dan op dit gebied samen te werken en gemeenschappelijke normen te formuleren waar exploitanten aan moeten voldoen? Alle partijen, toezichthouders én exploitanten, zijn hierbij gebaat.’