FAQ aanvraagprocedure koa-vergunning voor bestaande vergunninghouders
Algemeen
De senior behandelaar is het aanspreekpunt tijdens de aanvraagprocedure. Aan het begin van het traject neemt hij of zij telefonisch contact op en zijn of haar naam staat onderaan de brieven aan de aanvrager.
De Kansspelautoriteit hanteert een beslistermijn van zes maanden conform artikel 2.4 van het Besluit Koa. Deze termijn geldt vanaf het moment dat een volledige en inhoudelijk correcte aanvraag is ingediend. Wordt aanvullende informatie opgevraagd, dan wordt de beslistermijn opgeschort tot deze informatie is ontvangen. Hiervoor geldt doorgaans een reactietermijn van drie weken. De status van uw aanvraag kunt u in het Koa-portaal volgen.
Als de raad van bestuur van plan is een vergunningaanvraag af te wijzen, ontvangt de vergunninghouder een kennisgeving. Binnen 14 dagen na de kennisgeving kan de vergunninghouder een zienswijze indienen. Bij een afwijzing staat bezwaar en beroep open. Gedurende deze procedures mag de vergunninghouder zijn bedrijfsvoering voortzetten, zo lang hij nog een vergunning heeft. De reguliere beslistermijn blijft van kracht.
Als het verlenen van een nieuwe vergunning na afloop van de lopende vergunning plaatsvindt, is dit voor rekening en risico van de aanbieder. Is de vertraging uitsluitend aan de Kansspelautoriteit te wijten, zal de Ksa overwegen of een overgangsregeling of vorm van tijdelijk gedogen, eventueel onder strikte voorwaarden, passend kan zijn. Aanbieders kunnen hier echter geen rechten of verwachtingen aan ontlenen.
Deze werkwijze voorkomt dubbele beoordelingen van eerder beoordeelde of al bekende informatie. Vergunninghouders zijn wettelijk verplicht te voldoen aan de geldende eisen. Dit bevestigen zij via een verklaring in het portaal, door een vakje aan te vinken. In sommige modules volstaat deze verklaring; in andere is aanvullende documentatie vereist (zoals bij de CDB of het integriteitsbeleid). Wel moeten vergunninghouders achteraf zo nodig de juistheid van hun verklaring kunnen aantonen. Een onjuiste verklaring kan tot serieuze gevolgen voor de vergunning leiden.
Exitplan - Module A
Elke aanvrager is verplicht een exitplan op te stellen en aan te leveren conform artikel 2.4 van de BRVKOA 2026. De toelichting bevat voorbeelden van relevante scenario’s. De Kansspelautoriteit hecht hier waarde aan, omdat niet te voorspellen is of, wanneer en onder welke omstandigheden een vergunning voortijdig eindigt. Het exitplan is van belang voor aanbieders, spelers en de Ksa. De wettelijke basis ligt in artikel 31a van de Wok. Daarom moet het plan al bij de aanvraag worden ingediend. De Ksa acht de lasten voor het opstellen niet disproportioneel.
Aan de modelvergunning wordt een voorschrift toegevoegd over het hebben en naleven van een exitplan.
Een aanbieder mag er redelijkerwijs van uitgaan dat een vergunning wordt verleend als hij aantoonbaar aan alle regelgeving voldoet en de Kansspelautoriteit tijdens de aanvraag geen nadere vragen heeft gesteld, of als deze volledig en toereikend zijn beantwoord. In dat geval hoeft een exitplan niet in werking te gesteld.
Een vergunninghouder kan het voortijdig eindigen van zijn vergunning aanvragen met een eenvoudig schriftelijk verzoek. Dit valt onder artikel 4.2, lid 1, sub c van de Awb. Verdere vereisten zijn er niet, behalve dat de Kansspelautoriteit vraagt hoe de vergunninghouder het exitplan zal uitvoeren.
Voor de toepassing en praktische uitvoering van de Consignatiekas verwijst de Kansspelautoriteit naar Bureau Consignatie van het Ministerie van Financiën. Dit is toegelicht in de beleidsregels.
Overtredingspreventie - Module A
De Wet op de kansspelen hanteert een ander beoordelingskader voor het weigeren van een vergunningaanvraag dan voor het intrekken van een vergunning. Toezichtantecedenten kunnen leiden tot weigering van een aanvraag op grond van artikelen 31c en 31h van de Wok, maar ook tot weigering binnen de integriteitsbeoordelingen op grond van artikel 31i, lid 1 en 3 van deze wet. Paragraaf 20 van de BRVKOA 2026 behandelt deze integriteitsbeoordelingen echter niet. Zoals in paragraaf 3 van de beleidsregels is aangegeven, gelden hiervoor aparte, algemene beleidsregels van de Kansspelautoriteit.
De Kansspelautoriteit richt zich uitsluitend op de rechtspersoon van de vergunninghouder.
Het betreft een open norm waarbij de Kansspelautoriteit vergunninghouders ruimte biedt om binnen hun bedrijfsvoering op maat invulling te geven aan het lerend vermogen. Dit verschilt per vergunninghouder, afhankelijk van bedrijfsvoering, aard en aantal overtredingen en de reacties daarop. De vergunninghouder toont aan hoe hij lering heeft getrokken uit eerdere overtredingen en de daaropvolgende interventie van de Ksa. Met dit document informeert de vergunninghouder de Ksa over alle genomen maatregelen, ook die nog niet gemeld zijn, zodat de toezichthouder kan beoordelen of deze toereikend zijn. Het is aan de vergunninghouder om te reflecteren op de afgelopen periode en zijn normconformiteit te onderbouwen.
Betrouwbaarheid - Module B
De Kansspelautoriteit heeft in artikel 3.3 van de BRVKOA 2026 expliciet bepaald dat de betrouwbaarheid van een aanvrager in ieder geval niet buiten twijfel staat wanneer deze geen uitvoering geeft aan een onherroepelijk vonnis of een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van een Nederlandse rechter. Dit leidt tot weigering van de vergunning. De Ksa acht dit onacceptabel, vooral wanneer het gaat om verplichtingen die voortvloeien uit het aanbieden van kansspelen, zoals het verstrekken van spelergegevens of het uitbetalen van winsten. Om dit te waarborgen is in artikel 19.1, onderdeel e, een vergunningsvoorschrift opgenomen dat uitvoering aan dergelijke vonnissen verplicht stelt.
Voorziening spelerstegoeden - Module E
Voorzieningen die onder de huidige vergunning zijn toegestaan, blijven gedurende de gehele vergunning periode geldig. Vergunninghouders hoeven hun werkwijze niet direct aan te passen bij inwerkingtreding van de nieuwe regels. Pas bij een nieuwe aanvraag voor een vervolgvergunning moeten zij aan de nieuwe regels voldoen.
Vanaf 1 januari 2026 wordt het afscheiden van vermogen via een derdengeldrekening of een bankgarantie niet langer toegestaan bij het aanvragen van een nieuwe vergunning.
- In de praktijk is er geen vraag naar het gebruik van derdengeldrekeningen. Hoewel de toelichting bij artikel 4.30 van het Besluit Koa deze optie als voorbeeld noemt, blijkt dat notarissen, deurwaarders en advocaten hun derdengeldrekening niet willen of mogen inzetten voor aanbieders van online kansspelen. Het voorbeeld in de toelichting was dan ook onjuist.
- De bankgarantie is afgeschaft omdat deze met duizenden potentiële begunstigden praktisch onhaalbaar is. Het is niet werkbaar dat spelers rechtstreeks bij een bank een beroep doen op zo’n garantie, omdat de bank de identiteit en het geclaimde bedrag van onbekende begunstigden moet verifiëren, terwijl deze informatie niet beschikbaar is.
Daarom acht de Kansspelautoriteit het onwaarschijnlijk dat bankgaranties of derdengeldrekeningen alsnog mogelijk worden gemaakt via het voorgestelde alternatief van artikel 7.6 ‘andere voorzieningen’.
Financiële zekerheidstelling - Module E
Ja, onder de volgende voorwaarden:
De waarborgsom houdt altijd een storting in op de bankrekening van de Kansspelautoriteit. Het maakt niet uit van welke bank de storting komt, mits de rekening op naam van de aanvrager staat.
Voor de bankgarantie geldt dat deze acceptabel is als de aanvrager kan aantonen dat de bank in een EU-land gevestigd is dat gelijkwaardig bancair toezicht houdt, voldoende waarborgen biedt voor veiligheid en toegankelijkheid van de fondsen, en zich te allen tijde houdt aan de EU Executieverordening en het Verdrag van Lugano. Een bankgarantie van een bank gevestigd in Malta voldoet niet aan deze eisen, vanwege Bill 55.
Verslavingspreventiebeleid - Module F
De toets bij vergunningverlening richt zich op begrijpelijkheid en betekent geen voorafgaande goedkeuring van het beleid of van de invulling van open normen door de aanbieder. Open normen laten ruimte voor interpretatie, maar de Kansspelautoriteit beoordeelt uiteindelijk het handelen van de aanbieder op basis van de wet. Indien nodig gaat de Ksa hierover in gesprek met de vergunninghouder. Aanbieders zijn zelf verantwoordelijk voor het correct interpreteren en naleven van deze normen.
In de praktijk blijkt dat aanbieders in het verslavingspreventiebeleid vaak niet meer beschrijven dan wat er in wetgeving staat zonder dat zij concreet beschrijft hoe zij invulling geeft aan de open normen. Uit het verslavingspreventiebeleid moet blijken dat een aanbieder zich inspant en nadenkt over de wijze waarop hij de relatief open wettelijke normen concreet invult én naleeft. De Kansspelautoriteit wil bij het toezicht elke aanbieder hier concreet op kunnen aanspreken.
Uitbesteding - Module G
De Kansspelautoriteit vindt het van belang dat wijzigingen in de uitbesteding van essentiële werkzaamheden onverwijld worden gemeld, zodat daarop toezicht kan worden gehouden en naleving van de Sanctiewet en de Wwft kan worden gecontroleerd.
Zowel de vergunninghouder als de Ksa moeten volledig inzicht hebben in alle uitbestedingen. De toelichting vermeldt dat de raad van bestuur, indien nodig, kopieën van uitbestedingsovereenkomsten kan opvragen.
Controledatabase (CDB) - Module H
Het testprogramma voor bestaande vergunninghouders verschilt van de integratietest die eerder bij aspirant-vergunninghouders werd uitgevoerd. In de procedure voor vergunninghouders beoordeelt de Kansspelautoriteit de inrichting van de CDB minder uitgebreid dan in de reguliere procedure. Dit individuele testprogramma richt zich op het vaststellen of er geen ernstige tekortkomingen in de CDB-data aanwezig zijn. De Kansspelautoriteit maakt met elke vergunninghouder afspraken over de uit te voeren integratietest.