Aanscherping zorgplicht


7 september 2022

Begin augustus publiceerde de Kansspelautoriteit (Ksa) een onderzoek naar de zorgplicht en limietstellingen rond kansspelen in 21 landen. Gezien de vakantieperiode zou het aan uw aandacht ontsnapt kunnen zijn. Daarom breng ik het onderzoek in dit blog graag nog een keer onder de aandacht, in combinatie met wat gedachten over de resultaten.

De Ksa gaf opdracht tot het onderzoek om meer zicht te krijgen op de manier waarop in andere Europese landen invulling aan de zorgplicht wordt gegeven en hoe de wet- en regelgeving in elkaar steekt op het punt van speellimieten. De aanleiding was dat er zorgen zijn over de manier waarop kansspelaanbieders in Nederland met die zorgplicht omgaan. Dat bleek onder meer tijdens het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer op 9 juni over de stand van zaken acht maanden na opening van de online markt. Ook de Ksa krijgt te veel signalen dat dit beter kan.

Het onderzoek laat zien dat de Nederlandse wet- en regelgeving niet heel erg afwijkt van die in landen die een wettelijk vastgelegde onderzoeks- of zorgplicht ter bescherming van de speler hebben.

Op één punt gaat een aantal landen verder in de bescherming van spelers dan wij doen. Dat is op het gebied van speellimieten. De Nederlandse wetgever koos niet voor maximale (stortings-) limieten. In de wet staat nu dat een speler, voordat hij gaat spelen, zelf limieten in moet stellen. Dat moet hij zowel in geld als in tijd doen. De gedachte is dat een speler dan nog niet in de ban van het spel is en bewuste keuzes maakt. De wet zegt niets over de hoogte van de limiet, omdat de ene Nederlander meer geld heeft dan de andere, of liever zijn geld uitgeeft aan het een dan aan het andere.

Toch vraag ik me in toenemende mate af of we met de huidige invulling van deze ‘open’ norm wel voldoende bescherming en veiligheid bieden aan spelers. Dat gevoel wordt versterkt doordat andere landen er wél voor kozen maximumlimieten in te stellen. Spanje, België, Noorwegen en Duitsland laten voorbeelden daarvan zien.

Een andere aansprekende variant is aanbieders te verplichten een onderzoek in te stellen als een speler een bepaalde verlieslimiet overschrijdt. Dat doet Zweden. Daar moet een aanbieder contact opnemen met een speler als een verlieslimiet van meer dan 930 euro per maand wordt ingesteld.

Ik pleit er voor dat wij in Nederland ook de kant op gaan van een strakkere begrenzing van gokgedrag en -uitgaven door middel van een door de overheid voorgeschreven stortingslimiet. Aanbieders hebben onvoldoende laten zien uit eigen beweging aan de voorzichtige kant te gaan zitten bij de bescherming van hun klanten. Veruit de meeste Nederlandse spelers hebben simpelweg niet heel ruime financiële marges. Een financiële limiet voorkomt excessen. De precieze hoogte van een maximumlimiet luistert wel nauw, omdat we niet willen dat illegale aanbieders gaan profiteren van te sterke spelbelemmeringen. Om dezelfde reden zou het ook mogelijk moeten zijn dat spelers kunnen afwijken van de limiet als ze kunnen aantonen over voldoende middelen te beschikken.

Een combinatie van (nader uit te werken) maatregelen als deze, zou ook het toezicht van de Kansspelautoriteit makkelijker en dus effectiever maken, met als hoger doel: ‘veilig spelen’! Keuzes op dit vlak zijn uiteraard alleen aan de wetgever.

René Jansen